Hoe doe je dat: opgeven?
Opgeven is geen populaire keuze, want als je ermee kapt, heb je verloren of op z'n minst gefaald. Althans, als je je brein mag geloven. Uit onderzoek blijkt echter heel wat anders.
Opgeven staat niet per se goed aangeschreven in de Nederlandse taal. ‘Hopeloos verklaren’ is de betekenis die onze dikke vriend Van Dale eraan geeft.
Geen wonder dat ik mezelf een misbaksel voelde toen ik een half leven geleden een studiekeuze maakte om er zes maanden later achter te komen dat die studie het voor mij niet bleek te zijn.
Achteraf gezien niet vreemd. Ik bedoel: ik was zestien en wat wist ik nu van het leven, laat staan welke kant ik ermee op wilde anders dan Gossip Girl kijken, online zijn op MSN en na school bellen met vriendinnen die ik de hele dag al had gesproken.
Het stoppen met mijn studie voelde als falen. Alsof ik ze niet allemaal op een rijtje had en maar wat aan het dollen was met mijn vergankelijke tijd op deze planeet. Wie kiest er nou verkeerd? Was ik echt zo’n hopeloos geval als de Van Dale insinueerde?
Maar een half leven later (en eigenlijk al de dag nadat ik besloot op te geven) bleek het precies de juiste zet.
We willen het leven perfect doen
Dat we niet zo bang moeten zijn om op te geven, schrijft ook journalist en auteur Oliver Burkeman in zijn boek Meditations for Mortals1.
Volgens Burkeman vertikken we het om ergens mee te stoppen. We zijn immers op zoek naar succes en willen het leven graag perfect doen en dus zetten we door, ook (of misschien wel juist) als het moeizaam gaat of stoffig of frustrerend is, want daarna volgt dat succes als vanzelf.
Totdat dat helemaal niet zo blijkt te zijn.
Winnaars geven juist op
Want hoewel opgeven niet de meest gekozen optie van de menukaart van het leven is, is het regelmatig wel de beste.
Of zoals voormalig professioneel pokerspeler, cognitief psycholoog en auteur (prettig samenspel van beroepen wel) Annie Duke dat een stuk charmanter weet te verwoorden2: ‘In tegenstelling tot wat we vaak denken, geven winnaars vaak op. Sterker nog: dat is waarom ze winnen.’
En Duke kan het weten, want als pokerspelers ergens goed in zijn (en met een winst van ruim vier miljoen dollar was zij er op zich aardig bedreven in), is het wel weten wanneer je niet moet doorgaan.
Ze schreef er een boek over (Quit: The Power of Knowing When to Walk Away) en legt daarin uit dat durven opgeven je in veel gevallen een stuk verder brengt dan dat wat we in deze met prestaties en volharding beluste maatschappij hebben verheerlijkt: tanden erin en doorbijten.
Opgeven heeft een slecht naam
Tel daar een zekere (digitale) maffia bij op die je te pas en te onpas wijsmaakt dat succes alleen is weggelegd voor zij die wilskracht tonen en de puzzel is gelegd: opgeven is onbevoegd terrein.
We zien het als mislukken, tekortschieten of verliezen, als verspilde energie, en in plaats van bij jezelf te rade gaan of je nog wel op de juiste koers zit, blijf je maar doen wat je altijd al deed.
Doorzetten is waanzin
Maar Duke vindt dat dus larie en mocht je het je nog afvragen: ik zit in kamp Duke.
We zijn doorgaans jaloers op mensen met veel doorzettingsvermogen (of mensen die halfbakken doorzetten, want dat kan ook, denk maar aan de opkomst van quiet quitting; het schoolvoorbeeld van niet opgeven), maar dat is lang niet altijd iets om jaloers op te zijn, schrijft ze.
Zo blijkt uit onderzoek van de Amerikaanse econoom en auteur van het boek Freakonomics Steven Levitt dat mensen die opgeven (zoals je baan opzeggen, een relatie beëindigen of heel recalcitrant een saai boek niet uitlezen) doorgaans gelukkiger zijn dan mensen die doorzetten – of je dat nu vol overgave doet of een beetje zozo.
Levitt: ‘De maatschappij leert ons dat opgevers nooit winnen en winnaars nooit opgeven, maar uit onderzoek blijkt dat we beter af zijn als we vaker zouden opgeven.’
Zijn tip voor wie in opgeefdubio zit? Kies de onbekende route: ‘Als je twijfelt over wat je moet doen, ga dan voor de actie die verandering teweegbrengt in plaats van mee te bewegen met de status quo.’
Want ook die status quo gooit volgens deskundigen roet in de reputatie van het fraaie opgeven: we zijn geneigd om iets te blijven doen puur en alleen omdat het de bekende weg is of omdat ‘iedereen het altijd al zo heeft gedaan’.
Uit angst om af te wijken van het normaal deinzen we mee op de vertrouwde golven, terwijl het vaak een beter idee is om een andere richting op te lopen dan daar waar de meute al gaat.
Cognitieve error
En er is meer bewijs dat erop duidt dat opgeven een strategie (of moet ik inmiddels zeggen: skill) is van onderschat niveau: de sunk-cost fallacy.
Een fenomeen slash cognitieve error die de Amerikaanse econoom Richard Thaler voor het eerst beschreef: we hebben de neiging om door te gaan met een project of taak simpelweg omdat we er al veel tijd, geld of moeite in hebben gestoken. Terwijl opgeven vaak de lucratievere optie is; niet alleen in tijd en geld, maar ook in energie en geluk.
Het is een denkfout die we maar al te graag opnieuw maken. Denk aan het doorzetten met een beroep waar je eigenlijk niet gelukkig van wordt (maar wel voor hebt gestudeerd), het afkijken van een film die je maar niet weet te grijpen of misschien zelfs een vriendschap die je louter aanhoudt omdat jullie al zo lang bevriend zijn.
Verlies je of win je juist?
Auteur Adam Philips onderstreept die denkwijze in zijn boek On Giving Up3: ‘We moeten opgeven niet verwarren met verliezen; het is juist een poging om ruimte te maken en een andere richting in te slaan die beter bij je past.’
Opgeven maakt nieuwsgierig en opent je ogen voor nieuwe mogelijkheden en behoeften die misschien wel (nog) beter bij je passen.
Biologische voelsprieten
En de grap is: ook biologisch gezien is opgeven een doodnormale (en vanzelfsprekende) reactie die je helpt om te overleven. Dat vertelt bioloog en emeritus hoogleraar aan de Universiteit van Chicago Jerry Coyne in een interview met journalist Julia Keller4.
‘In het wild is doorzetten niets bijzonders,’ zegt Coyne. Dieren, en dat zijn wij mensen nu eenmaal ook, geven regelmatig op als ze inzien dat hun gedrag ze nergens brengt of meer energie kost dan dat het ze gaat opleveren, zo bevestigt de wetenschap.
Je bent niet gemakzuchtig, je zet gewoon je energie tactisch in. ‘Volharding heeft in biologische zin geen zin, tenzij het werkt,’ aldus de bioloog.
Opgeven creëert ruimte voor <vul zelf maar in>
Ook al wil je brein je graag iets anders laten geloven, opgeven is niet laks of ambitieloos. En het is al helemaal geen gemiste kans.
Het is eerder een andere weg die je pas ontdekt als je je huidige route als hopeloos verklaart. Blijkt die dikke vriend Van Dale uiteindelijk nog gelijk te hebben ook.
Dat las ik niet in zijn boek (gefopt), maar in een artikel van journalist Joshua Rothman op The New York Times.
Dat schrijft Duke in een artikel op The Atlantic.
Voor de aagjes onder ons: op The Guardian lees je een hoofdstuk uit zijn boek.
Journalist en schrijver Julia Keller interviewde Coyne voor haar boek Quitting: A Life Strategy. Ik ben klaarblijkelijk niet de enige schrijvende ziel op de aardbol die zich bekommerd om het imperfecte leven.
Wat een verfrissende kijk! Ik ben na een maand gestopt met de studie waar ik al jaren van droomde en ik heb me héél lang (als in bijna 15 jaar lang) een opgever gevoeld. Het idee dat je iets mag opgeven als het niet (meer) bij je past is niet iets waar ik mee groot geworden ben, maar dat ik mezelf wel probeer aan te leren als volwassene.
Het boek Soms is opgeven beter van Leen Dendievel vond ik ook heel boeiend.
Merci voor dit verfrissend artikel!
Het doet me denken aan het Japanse spreekwoord “Als je per ongeluk in de verkeerde trein bent gestapt, is het het beste om zo snel mogelijk uit te stappen”.