Hoe houd je jouw kritische zelf in-check?
Als je kritische zelf je enthousiasme en creativiteit weer eens onderuithaalt, kun je gaan zitten balen. Of je doet dit.
Soms word ik overvallen door een vloedgolf van creatieve gedachten en plannen en ideeën en is het alsof er klein vuurtje in mijn brein (hart?) onaangekondigd vlam vat.
Ik weet niet of dat voor deze en gene ergens in de verte enigszins herkenbaar klinkt, maar ik dacht, ik gooi het toch even in de groep.
Denk je nu: waar heb je het over met je vuur dat vlam vat door een vloedgolf, dan raad ik je aan om je rationele brein ergens anders op het internet te gaan vermaken.
Denk je dat nu niet of denk je überhaupt niks? Very mindful. Jij mag blijven.
Golven van enthousiasme
Die creatieve vloedgolven van enthousiasme overkomen me zo nu en dan. Meestal op zo’n moment dat ik er net even niks mee kan of wil.
Zo rond de klok van 11, bijvoorbeeld, als ik net in bed lig en mijn boek aandoe (welkom in het tijdperk dat ik bij deze graag tot e-reader-era doop), of als ik een rondje ren of juist rustig aan de wandel ben of als er ineens een lekker nummer op Spotify voorbijkomt en je zo zit te bouncen achter je laptop weet je wel.
Enfin; van die momenten dat ik niet zit vastgeroest in het alledaagse, maar mijn brein de vrije loop heeft. (Sorry, dat kon inderdaad korter.)
Totdat je kritische zelf erbij komt
Hoewel ik er gek op ben als mijn creatieve vuur vlam vat, heb ik er ook een haat-liefdeverhouding mee.
Niet omdat de creativiteit uiteindelijk teleurstelt, integendeel, maar omdat mijn brein weer terugkeert van zijn vrije loopje en een kritische stem heeft meegenomen die als een sproeischuimblusser de boel tot bedaren brengt.
Een kritische stem die me terugfluit tot de orde van de dag. De orde waarin ik niet te veel uit de pas wil lopen, me afvraag wat ‘de rest’ er wel en niet van zal vinden als ik die pas oversla en wie er überhaupt op mijn pas zit te wachten.
Enfin; de kritische stem in mijn hoofd brengt de creatieve golven tot bedaren.
Zelfkritiek is menselijk
Niet dat dat per se erg is. “Zelfkritiek is menselijk,” zegt de Britse klinisch psycholoog en oprichter van de Compassionate Mind Foundation Paul Gilbert tegen The Guardian.
Het idee dat je je kritische gedachten ‘uit’ kunt zetten, is een illusie. Met name in het moderne leven dat vooral is gericht op concurrentie, benadrukt Gilbert.
“Je zelfkritiek komt vooruit uit een angst om niet goed genoeg te zijn of afgewezen te worden,” legt de psycholoog uit. “Maar in een maatschappij die je voortdurend beoordeelt en in een hokje stopt of op een ladder plaatst, is het moeilijk om jezelf daar niet door te laten leiden.”
Zelfkritiek ondermijnt het vertrouwen in jezelf
Wat vaker vriendelijk zijn, is misschien een realistischer idee. Dat onderstreept ook de Amerikaanse hoogleraar psychologie Kristin Neff. Want ondanks dat we denken dat we streng en kritisch moeten zijn om iets gedaan te krijgen, is dat volgens Neff onzin.
“Onderzoek toont aan dat zelfkritiek het vertrouwen in jezelf juist ondermijnt en ervoor zorgt dat je geen fouten durft te maken,” vertelt ze aan Flow. En als reactie daarop houden we het maar bij het oude bekende, want “we weten niet hoe het anders kan,” aldus de psycholoog.
Hoe kan het dan ook?
Vriendelijker zijn dus, is het credo volgens Neff en Gilbert. En dat kunnen we allemaal al, we moeten alleen nog leren om het ook tegen onszelf te zijn.
Stap 1? Dat is opmerken hoe jouw zelfkritiek je beïnvloedt. Want: “als je het niet opmerkt, kun je het ook niet veranderen,” zegt Neff.
In mijn geval: zodra mijn creatieve plannen de ruimte krijgen, drukt mijn kritische zelf ze niet veel later de kop in. Waar ik die zelfkritiek eerst serieus nam, besef ik me nu vaker dat het gewoon een stem in mijn hoofd is die me niet altijd de goede kant op wijst.
En dan?
Realiseer je dat iedereen hier last van heeft. Common humanity, noemt Neff dat; iedereen krijgt met zelfkritiek en andere uitdagingen te maken.
We hebben allemaal dezelfde menselijke imperfecties. “Je beseffen dat iedereen zijn eigen worsteling doormaakt, maakt het makkelijker om met die van jezelf om te gaan,” aldus de hoogleraar.
En verder?
Vriendelijker zijn dus. Gewoon, op een manier die bij jou past.
Een aantal suggesties van Neff en Gilbert: praat tegen jezelf alsof je je eigen beste vriend bent, bijvoorbeeld, of zoom uit en voer een gesprek tussen je kritische zelf en je vriendelijke zelf, of mediteer, of leg je hand op je hart (ja echt, dat kalmeert je zenuwstelsel).
Of, en dit helpt mij goed, is jezelf terugfluiten en je afvragen waarom je iets doet.
Word je er blij van? Krijg je er energie van? Voel je een vuurtje branden? Wat maakt het dan uit wat de rest van de wereld ervan vindt, of hoe ‘goed’ iets is. Het is goed, omdat je er plezier aan beleeft, en dat is op zichzelf al genoeg.
Ik weet niet of het voor deze en gene ergens in de verte enigszins helpt, maar ik dacht, ik gooi toch even in de groep.
En als de groep ook nog tips heeft voor de groep, gooi ze erbij.
P.S. Wat ik me deze week ook nog afvroeg
Verlekkeren we onszelf massaal aan programma’s als Winter Vol Liefde omdat het ‘zo makkelijk wegkijkt’ of omdat het zo verdraaid goed belicht hoe menselijk imperfect we met zijn allen zijn? Ik denk dat laatste.
“Je wilt het wel zijn, maar je wilt het niet worden”
Het zijn niet mijn woorden, maar die van Ray Klaassens, ex-commando en hoofdinstructeur in het tv-programma Kamp van Koningsbrugge a.k.a. een van de beste programma’s op de Nederlandse televee.
Ha ja, die ideeën! Ik heb ze altijd onder de douche. Mijn criticus komt overigens pas in het maakproces en gaat dan steeds harder schreeuwen. Ze stopt even als ik feedback ophaal en begint als ze een compliment krijgt weer van voor af aan. Wat doe ik eraan? Stug doorgaan.
Oh zo herkenbaar.
Ik heb vorig jaar een therapie gedaan, ACT genaamd, die me hier erg mee geholpen heeft. Een van de opdrachten was om die stem een naam of titel te geven. Ik noemde de mijne opoe omdat ze altijd zeurde (ik ben vrij ernstig chronisch vermoeid, en als ik wat deed en daar blij van werd, zat opoe te zeuren "ja allemaal leuk en aardig maar kijk es hoe moe je daar van werd!"). Na het erkennen van de aanwezigheid en het geven van de naam, kan ik nou opoe tot de orde roepen. "ja ja, we zijn altijd moe" of gewoon "dat hoef je niet altijd te zeggen he", en dan is het weer een hele tijd stil. Dat heeft mij enorm geholpen in de omgang met mijn ziekte. Het is nu meestal heel rustig in mijn hoofd (nou ja, wat opoe aangaat dan haha), en als ze nu es haar mond opentrekt weet ik wat ik kan doen.